donderdag 14 juli 2011

Ook Japanners zijn mensen

Waarde lezer. Bij velen van u zal Japan te boek staan als het land waar het spreekwoord 'een goede voorbereiding is het halve werk' letterlijk op gaat. Als de Japanse economie wordt besproken op CNN, brengt men steevast een voorname econoom in beeld die een tot in de puntjes geregisseerde persconferentie geeft. Uiteraard is een van de beste voorbeelden van de vruchten die een dergelijke houding afwerpt het uitdelen van voedsel bij de ramp in Noord-Oost Japan. Waar in veel andere landen bij een ramp van dergelijk formaat de bevolking op de vlucht zou slaan en supermarkten zou plunderen, was er in Japan sprake van een uitzonderlijke kalmte. Beelden van mensen die huis en haard verloren hebben, maar ondanks alles gewoon in de rij staan voor een kop soep bij de plaatselijke supermarkt, gingen de wereld over.
Deze houding van op je beurt wachten en ten alle tijde rekening houden met de ander wordt in het buitenland vaak met enige argwaan gade geslagen. De Japanner wordt vaak als een robot gezien die in een totalitair systeem opgroeit, en nooit even tegen de stroom in kan zwemmen. Dit beeld van de Japanner lijkt aan de oppervlakte inderdaad te kloppen. Liftmeisjes roepen van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat met dezelfde blijmoedigheid het nummer van de etage af waar de lift stopt. Ook zal er geen postbeambte zijn die vijf minuten voor sluitingstijd met een gezicht dat op onweer staat het postkantoor sluit. Echter, dat ook de Japanners mensen zijn als u en ik, staat buiten kijf. Hoewel de druk die de maatschappij op de mensen hier uitoefent enorm is, zijn zoals in ieder land genoeg achterdeurtjes aanwezig om de opgebouwde frustratie eruit een weg te laten vinden. Middels deze blog wil ik enkele van mijn observaties van deze uitlaatkleppen met jullie delen en tonen dat de opvallende hang naar discipline minstens net zo opvallende ontsnappingen daaraan op heeft geleverd.


Zo keerde ik een paar dagen geleden terug van de supermarkt en wilde ik de sleutel in het slot van de voordeur van de dormitory steken. Echter, achter mij doemde een vervaarlijk heen en weer bewegende gestalte op. Hoewel ik een ogenblik dacht dat het om een inbreker ging, besloot ik toch maar te kijken. Tot mijn verbazing bleek het Nakamura-san, de beheerster van het gebouw te zijn. Een volle minuut staarde ze me aan met een blik waaruit duidelijk bleek dat ze geen idee had waar ze was, maar plots begon Nakamura-san te praten. 'Ah, Pim-san, ik ben dronken. Doe jij de deur even open?' Ik had alles behalve een dergelijke uitspraak verwacht en deed daarom grinnikend de deur voor haar open. Nakamura-san was nog niet zo ver heen dat ze dat niet opmerkte en beschouwde het als een vraag naar het hoe en waarom van haar beschonken toestand. Ze bleek met haar dochter even naar de Izakaya in de buurt te zijn geweest. Deze piepkleine kroegjes herbergen meestal niet meer dan een man of zes en zijn aanwezig in elke buurt van Tokyo om de plaatselijke bevolking van de nodige troost te voorzien na het harde werken. Dat kantoorwerkers zich hier elke avond volgieten om het gekaffer van hun baas even te vergeten was mij bekend. Maar het was een aangename verrassing dat Nakamura-san ook kan drinken als een oude zeeman.

Een andere bevreemdende ontmoeting vond plaats in Shinjuku, waar ik zojuist bij het postkantoor een pakketje naar Nederland op de post had gedaan. Nietsvermoedend liep ik de hoek om bij een filiaal van een grote elektronicazaak, waar ik plots in uitstekend Engels werd aangesproken door een Japanner van middelbare leeftijd. Instinctief dacht ik erover de man vriendelijk af te wimpelen en mijn weg te vervolgen. Echter, het gebeurt niet dagelijks dat een Japanner je zomaar aanspreekt op straat, dus ik besloot te luisteren naar wat hij mij wilde vertellen. Hoewel hij zijn naam niet prijsgaf, bleek de man salaryman bij een grote bank in Tokyo en bovenmatig geeïnteresseerd in Europa. Alvorens ik deze informatie te weten kwam moest ik gewillig een spervuur van vragen ondergaan. Waar Japanners te boek staan als uitermate gereserveerd tegenover vreemde landgenoten, geldt deze regel schijnbaar niet voor mensen uit den vreemde. Geduldig antwoordde ik dat ik uit Nederland kwam, dat daar in tegenstelling tot Japanse opvattingen geen Duits wordt gesproken en bracht ik de man in opperste extase door te vertellen dat de meeste Nederlanders zich min of meer kunnen redden in het Engels. Nu was het hek van de dam, want ik moest nu alles vertellen over landen in Europa waar ik op bezoek was geweest en hoeveel talen ik wel niet sprak. Bij het noemen van Frans lichtten de ogen van de salaryman op en sprak hij me in vloeiend Frans aan. Nadat ik hem toegaf dat mijn Frans niet geweldig is, schakelden we weer over op Engels en vroeg ik de man of hij al in Europa was geweest. Zonder aarzelen antwoordde de salaryman dat hij nog nooit in het buitenland was geweest en er waarschijnlijk ook niet zou komen. Op mijn vraag waarom hij dan in hemelsnaam Frans en Duits zo vloeiend sprak kwam geen antwoord. Blijkbaar was het gesprek zo plots als het begonnen was ten einde gekomen, want ik werd met enkele geestdriftige buigingen bedankt, waarna de man in een oogwenk weer in de massa verdween. Knipperend met mijn ogen besloot ik het er maar op te houden dat ik te maken had gehad met de Japanse minderheid die wel in het buitenland geïnteresseerd is. Het systeem had hem vermoedelijk in de rol van bankmedewerker gedwongen, maar de belangstelling voor vreemde talen was blijven bestaan. Zijn ei niet kwijt kunnende bij collega's, had hij waarschijnlijk de eerste de beste buitenlander op straat aangesproken, omdat deze buiten het systeem staan en dus rustig als proefkonijn benut kunnen worden om aannames te testen of, zoals in dit geval, een vreemde taal te oefenen.

Een voor buitenlanders veel onbegrijpelijker ventiel van de Japanse maatschappij, vormt de studententijd van veel Japanners. De meeste jongeren hebben tot aan het toelatingsexamen voor de universiteit met man en macht gestudeerd, of zijn hiertoe in ieder geval gedwongen door hun ouders. Hoewel de overheid in de jaren negentig maatregelen heeft getroffen om overspannenheid onder scholieren terug te dringen door lesuren te verminderen, hebben veel ouders dit gecompenseerd door hun kroost naar de Juku te sturen. Deze Juku, ook wel cramschool (stamp-school) genoemd, moet de jongelui klaarstomen om de immense horde van het toelatingsexamen van de universiteit te nemen. Het gaat hierbij niet zozeer om kennis die later nog wel eens van pas zou kunnen komen, maar veeleer om het uit het hoofd leren van feiten en nog eens feiten.
Het leren van feiten kan op zich geen kwaad, maar de uit het hoofd geleerde stof wordt door toedoen van het Japanse universitaire systeem weer net zo hard vergeten. Zodra de student binnen is, leidt deze een luizenleventje waarbij her en der vakken gevolgd worden. Zo hebben een paar van mijn kennissen bij de Waseda International Club Duits in hun pakket. Wanneer ik ze echter vraag of ze er ook echt Duits leren spreken, blijkt dat niet het geval. Het vak fungeert vooral als opvulling voor het aantal punten dat in een jaar behaald moet worden. Basisgrammatica en woorden krijgt men wel onderwezen, maar het beperkt zich vooral tot het middelbare school Duits dat in Nederland wordt onderwezen. Bij navraag blijken ook colleges voor inhoudelijke vakken als handel en economie zeer merkwaardig te zijn opgebouwd. De professor verwacht van zijn studenten dat ze naar zijn klas komen en zijn verhaal aanhoren. Vragen stelt men nauwelijks en ruimte voor een kritische noot is er niet. Deze colleges zijn het meest populair bij de Japanse studenten, omdat de hoeveelheid studenten zo immens is dat het niet opvalt als men een aantal keer niet komt. Aanwezigheid wordt niet afgenomen, men test de studenten middels ellenlange rapporten die in essentie een transcriptie vormen van hetgeen de professor heeft verteld. Aan synthese, uit het vertelde de kern halen, wordt geen aandacht besteed en de student heeft het vak op voorhand al gehaald als aan de woordlimiet van het gestelde essay wordt voldaan.

Wat de student dan wel doet in zijn universitaire tijd, is plezier maken en bijwerken om dat plezier te kunnen betalen. Net als in andere landen beschikt de Japanse universiteit over een aantal verenigingen die zich met uiteenlopende activiteiten als roeien, kendo, katten houden (!) en fotografie bezig houden. Wat wel opvalt is dat deze zogenaamde circles talrijker zijn dan in welk land dan ook, er is voor elke niche wel een circle in het leven geroepen. Uiteraard staan niet alleen maar serieuze bijeenkomsten op het programma, omdat er ook gedronken moet worden en gezocht worden naar een leuke partner. Zo is het hier algemeen bekend dat de Tenniscircle zijn naam geen eer aan doet en een dekmantel is voor diegenen die met enige regelmaat flink willen drinken.
De oplettende lezer vraagt zich nu wellicht af hoe de Japanse student met al deze pleziermakerij het ook nog kan opbrengen om hoge cijfers te halen om een goede baan te krijgen. Welnu, vanmiddag werden mijn zorgen in deze ontzenuwd, want in de les vertelde een Japanse vrijwilliger dat de toekomstige werkgever niet zozeer op cijfers let, maar meer op de mate waarin de sollicitant de zogenaamde shushokukatsudou meester is. Deze etiquette schrijft voor hoe een potentiële werknemer zich moet richten naar zijn toekomstige werkgever en heeft niets te maken met competentie maar alles met de standenmaatschappij en het op de juiste manier bewieroken van de superieur. Op deze manier lijkt men verzekerd te zijn van een werknemer die zich, zoals ik reeds eerder schreef, in de bedrijfsstructuur kan inpassen en de al dan niet nog ontbrekende vaardigheden worden intern aangeleerd. Dit alles in het achterhoofd houdende is het niet vreemd dat veel Japanse studenten tussen het binnenkomen van de universiteit en het solliciteren naar een baan niet al te hard studeren, omdat dit de enige tijd in hun leven is waarin de enorme druk die de maatschappij op hen uitoefent op min of meer legitieme wijze een aantal jaren kan worden afgewend.

Ik hoop dat ik middels deze drie voorbeelden duidelijk heb kunnen maken dat de Japanse maatschappij zeker niet de mierenhoop is, een metafoor die westerse media graag gebruiken. Het is waar dat de discipline en verplichtingen hier veel sterker drukken op de mensen dan in Europa, maar uiteindelijk zijn de Japanners gewoon mensen als u en ik en hebben ze hun reputatien eer aandoende, typisch Japanse ontsnappingsmogelijkheden bedacht.

donderdag 7 juli 2011

Arietty in Holland

Het zal de frequente bezoeker zeker opgevallen zijn dat één van de twee mannen uit de titel zeer actief is, waar de ander al bijna een jaar niets meer heeft geschreven. Dat is geenszins te wijten aan een writer's block: aan ideeën en inspiratie geen gebrek. Echter, volgens het principe van de shisōsetsu, de Japanse ik-roman, mag er niet geschreven worden over wat de schrijver zelf niet meemaakt. Gelukkig is er zo nu en dan een stukje Japan in Nederland.

Want vandaag verscheen in de nrc.next een recensie van maar liefst twee tabloidpagina's breed over de nieuwe tekenfilm van Studio Ghibli. Ofja, nieuw? Schreef Pim daar bijna een jaar geleden niet ook al over? Inderdaad, Karigurashi no Arietty heeft er maar liefst een jaar over gedaan om Nederland te bereiken.



Ofschoon de recensent van nrc.next zich lovend uitspreekt over het verhaal, labelt hij hem toch als kinderfilm. Terwijl in Japan jong en oud van het werk van Studio Ghibli geniet: sinds het begin symboliseren de plots een set aan normen en waarden die Japanners graag met elkaar delen. Het is een principe waar de Fabeltjeskrant zich ook al van bediende: terwijl kinderen genieten van de knuffelbare personages, zien volwassenen de serieuze boodschap. Iets wat de recensent in deze film helaas mist. Dit verklaart echter wel meteen waarom een recensie van genrebroeder Cars 2 van Pixar op dezelfde pagina staat: ook deze animatiestudio verpakt haar maatschappijkritiek in tekenfilms, en ook deze animatiestudio is daar deze keer volgens de recensent niet goed in geslaagd.

Toch acht ik het belangrijk om een onderscheid tussen de twee aan te brengen. Amerikaanse filmstudio's besluiten tot het maken van een film onder andere op basis van verkoopbaarheid, smaak en beoogde doelgroep. Vroeger resulteerde dat in goedkope video-releases (is er iemand die The Lion King 2 heeft gezien?) die mee hopen te liften op het succes van de eerdere bioscoopfilm. Tegenwoordig krijgen de meeste vervolgen gewoon een bioscoop-release. Wat te denken van Shrek 2, 3, 4 en de spin-off Puss-In-Boots? Dat de kwaliteit met ieder deel afneemt deert de filmbazen niet: als er maar geld blijft binnenkomen. Ik voorspel voor de komende 10 jaar nog minstens 3 Shrek-delen.



Het is een trend waar - helaas - ook Pixar voor is gevallen. De Toy Story-trilogie vormt een positieve uitzondering op de regel, simpelweg vanwege het enorme potentieel dat het concept van levend speelgoed - mits goed uitgewerkt - bezit. Maar dat de originele Cars ook al werd gekwalificeerd als middelmatige kinderfilm, mocht blijkbaar niet baten. En Pixar is nog niet klaar: voor volgend jaar staat Monsters Inc. 2 op de planning. Het lijkt een kwestie van tijd voordat we Finding Nemo 2, Up 2 en Wall-E 2 mogen verwachten.

En in dat opzicht vind ik het onjuist dat de nieuwe Ghibli-film als makkelijk tussendoortje tot de nieuwe Miyazaki-rolprent af is, wordt beschouwd. Waar we in het Westen blijkbaar graag voortborduren op eerdere successen, door middel van het herhalen van bewezen publieksfavorieten, bewerkt Studio Ghibli telkens weer een origineel verhaal tot hetzelfde thema. En dat is geen enkel probleem: traditionele Disney-films draaiden ook meer dan 50 jaar om dezelfde thematiek: het frisse is juist hoe de makers door middel van een nieuw verhaal met nieuwe personages tot dezelfde conclusie komen. Wat dat betreft is de voorsprong van Studio Ghibli op Pixar nog steeds erg groot.

woensdag 6 juli 2011

Land van rituelen

Waarde lezer, ik moet bekennen dat ik u de laatste tijd in de kou heb laten staan wat betreft het bijwerken van mijn blog. Echter, vreest niet, ik heb het nog steeds naar mijn zin in Japan en ga de laatste vijf weken van het eerste semester in. Naast het feit dat ik nu langer dan vorige zomer Japanse les volg in het land zelf, ben ik nu ook de langste periode tot nu toe in Japan. Hoewel ik mijn ervaringen nog lang niet mag rekenen tot de groep westerlingen die hier permanent woont, begint mijn kijk op het land door de drie maanden dat ik hier nu zit de toeristische fase te ontstijgen. Derhalve wil ik in de lijn van mijn vorige blogpost weer enkele van deze inzichten met jullie delen.

Zoals ik al eerder vermeldde, hechten de Japanners ogenschijnlijk zeer veel waarde aan hun tradities. Met name de goede gewoonte om alles, maar dan ook alles volgens vaste rituelen te laten verlopen is overal goed te zien. In tegenstelling tot Nederland wordt het niet erg gewaardeerd als een individu voor zichzelf denkt. Immers, met al die onvoorspelbaarheid komt de harmonie in de maatschappij onheroeppelijk in het gedrang. Het geloof dat de maatschappij gebaat is bij nauwkeurige, al dan niet ongeschreven vaste regels is rotsvast. Zo overhandigt de verkoper bij de Konbini (convenience store) om de hoek mij zonder uitzondering na het afrekenen mijn bonnetje, ook al zou het wel eens zo kunnen zijn dat ik dat helemaal niet nodig heb. Nu zullen er vast klachten geweest zijn over deze methode, omdat Japan een land is zonder prullenbakken op straat en het bonnetje derhalve meegenomen moet worden in de portemonnee, en thuis pas kan worden weggegooid. De simpele maar briljante oplossing van dit probleem is typisch Japans en draait om het eigenlijke probleem heen. Wat doet men namelijk? Men zet een kartonnen doosje op de toonbank, waar men na het afrekenen keurig netjes zijn bonnetje in kan doen. Op deze manier wordt voorkomen dat het betaalritueel wordt onderbroken en hoeft de eerbiedwaardige klant niet meer met een stapel bonnetjes van een half jaar in de portemonnee rond te lopen!

Nog een voorbeeld van de consistentie waarmee Japan aan haar rituelen vasthoudt,is de minder recent bedachte Seijin Shiki, ofwel de zogenaamde Coming of Age ceremony. De Japanse jeugdigen die de leeftijd van twintig jaar bereiken worden als volwassenen gezien en dragen daarbij traditionele Japanse kledij. De vrouwen gaan gekleed in een furisode, een kimono met lange mouwen en de mannen in Hakama, een soort wijde broek die men over een kimono aantrekt. Van vroeger uit is het de ceremonie niet louter bedoeld als uiterlijk vertoon, maar ook als gelegenheid waarbij de jeugdigen op hun nieuwe plichten als volwassene worden gewezen. Wederom een voorbeeld van de voorzorgsmaatregelen die worden getroffen om een harmonieuze voorzetting van de samenleving te garanderen.
De prachtige plaatjes van onder andere de Japanse dames in Furisode, verleidden mij een eerst tot het vaststellen dat Japan ondanks alle moderne verworvenheden een knappe hybride staat tussen nieuw en oud weet te handhaven. Echter, de Seijin Shiki is lang niet zo onveranderlijk en verankerd in de Japanse maatschappij als deze lijkt. Zo heeft men leentjebuur gespeelt bij de westerse jaren '20 stijl en draperen de meisjes tegenwoordig een nogal ordinair aandoend bontje over hun kimono. Ook heeft de haarstijl een verandering doorgemaakt. Waar de haren eerst nog met een ingewikkelde set kammen in vorm werden gebracht, is de coupe tegenwoordig heel wat losser en doet ze wel denken aan de haarstijlen die Amerikaanse meisjes zich aanmeten als ze een promnight bezoeken. Ook de introductie van het fototoestel in Japan heeft de Seijinshiki ingrijpend doen veranderen. Zo zijn verscheidene fotostudio's waar men de nieuw-volwassenen op de gevoelige plaat kan laten vastleggen in hoog tempo opgestart. Reeds maanden van tevoren loopt het hier al storm, want een hele generatie twintig-jarigen maakt gebruik van deze dienst. Waar je als westerse romanticus zou verwachten dat de foto's bij een tempel worden genomen of in een schilderachtig steegje, is de werkelijkheid ietwat anders. Zo gebruiken sommige studio's een imposante westerse trap die niet zou misstaan in een Brits landhuis als achtergrond. Ook komen achtergronden voorbij die meer weg hebben van de achtergrond die bij een schoolfoto wordt gebruikt. Voorts is het met de vermogens om zelf de ceremoniële kledij voor de Seijinshiki aan te trekken niet erg goed gesteld. De meisjes en jongens zijn vertrouwder met hun jeans dan met de kimono, en deze wordt dan ook aangetrokken door speciale vakmensen die speciaal voor dit doel een studio hebben opgestart.

Je zou uiteindelijk kunnen stellen dat de Seijin shiki eenzelfde kant opgaat als het dragen van traditionele kleding in een lokatie dichter bij huis, namelijk Volendam. Ook in Nederland dragen we allang geen klederdracht meer en wordt de traditie louter nog uitgevoerd voor de toeristen en Volendamse families die hun verbondenheid met het dorp en de 'Volendamse traditie' willen laten vereeuwigen. Hoewel de Seijin Shiki in Japan meer voor lijkt te stellen dan louter een leuke foto voor aan de muur, hebben veel Japanse jongeren geen vastomlijnd idee van de verantwoordelijkheden die de volwassenwordingsceremonie hun opdraagt. Het fotograferen kan derhalve misschien gezien worden als een poging om, net als in het geval van Volendam, een traditie te suggereren, terwijl deze in het moderne Japan haar betekenis al heeft verloren.